24/7 Dierenarts Spoedlijn 0546 631260
 

Hoe honden leren

Hoe honden leren

geplaatst op: 30-09-2022

Binnen de wetenschap is er veel onderzoek gedaan naar hoe verschillende
diersoorten leren. Inmiddels zijn er ook vele onderzoeken wereldwijd gedaan naar hoe
honden dingen leren. Leren betekent eigenlijk: nieuwe informatie, vaardigheden of
voorkeuren verwerven of bestaande aanpassen. Het blijkt dat bepaald gedrag is
aangeboren en bepaald gedrag wordt aangeleerd. Om je hond iets aan te kunnen leren
is het handig om inzicht te hebben in verschillende manieren honden nieuw gedrag
aan kunnen leren.
In dit artikel bespreken we enkele belangrijke leervormen.


Bij leren verwerft een hond nieuwe informatie, vaardigheden of voorkeuren of past
bestaande nieuwe informatie, vaardigheden of voorkeuren aan.
Er zijn verschillende leervormen en ze kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld.
Leren is iets anders dan trainen, hoewel je kennis over leervormen kunt toepassen in het
trainen met je hond. Bij trainen wordt namelijk het leerproces van een hond gestuurd door
mensen. In dit artikel bespreek ik de volgende leervormen: inprenting, habituatie, latent
leren, motorisch leren, generalisatie, discriminatie, inzicht leren, sociaal leren, imitatie leren
en conditionering.


Inprenting


Inprenting is een kortdurend proces in de eerste levensfase van een dier, waarbij het leert tot
welke diersoort hij of zij behoort. Zo leren honden bijvoorbeeld dat andere honden niet
bedoeld zijn om op te eten en weten ze later dat ze zich met andere honden moeten
voortplanten.
Een bekend voorbeeld van inprenting is het voorbeeld van jonge ganzen die net uit een ei
komen. Uit bekend onderzoek van etholoog Konrad Lorenz bleek dat jonge ganzen die net
uit het ei komen, het eerste bewegende object in hun omgeving aanzien voor hun moeder.
Als de geboorte goed gaat, is het eerste wat een jonge gans ziet als hij uit een ei komt zijn
bewegende moeder. Hij zal vanaf dat moment zijn moeder volgen. Echter, als de jonge
ganzen dus iets of iemand anders zien bewegen nadat ze uit een ei komen zullen ze dat
volgen. Zo zijn er ganzen die een bepaald persoon volgen totdat ze volwassene worden. In
het onderzoek van Konrad Lorenz hebben ze ook kussentjes die vast zaten aan touwen
laten bewegen. De jonge ganzen die dit zagen volgden na de inprenting de kussentjes. Na
de inprenting kwam hier ook een andere vorm van leren aan te pas: conditionering.


Habituatie


De volgende leervorm die belangrijk is om te kennen, is habituatie.
Habituatie speelt onder andere tijdens de socialisatiefases van puppy’s een grote rol in hun
leerproces. Simpel gezegd betekent habituatie dat een puppy leert omgaan met
betekenisloze prikkels en situaties. De puppy leert eigenlijk dat de prikkels en situaties die
een puppy potentieel als bedreigend kan ervaren, niet bedreigend zijn. De puppy wordt vaak
geconfronteerd met een prikkel of situatie en leert eigenlijk dat wat hij ook doet, de situatie
niet verandert. Langzaam neemt de schrikreactie op een prikkel of situatie af. Habituatie
wordt ook wel gewenning genoemd.
Wat zijn nou prikkels of situaties die mogelijk als bedreigend ervaren kunnen worden? Denk
aan bijvoorbeeld plotselinge en harde geluiden. Zo vinden veel puppy’s stofzuigers in huis in
het begin vaak spannend. Mogelijk zullen ze ervan wegrennen, er juist op af gaan om het te
onderzoeken, ernaar toe blaffen. Langzamerhand neemt de schrikreactie af. De meeste
puppy’s leren uiteindelijk om niet met angst te reageren op een stofzuiger door middel van
habituatie. Ook honden die de eerste paar keer de knallen van alarmpistool op het
hondensportveld horen zullen eerst schrikkerig reageren. Door middel van habituatie leren

ze ermee omgaan. Naast geluiden, kunnen ook plotselinge en snelle bewegingen als
potentieel bedreigend ervaren worden door honden. Denk bijvoorbeeld aan fietsers en auto’s
die voorbij rijden op straat. Door regelmatig in de stad te lopen kunnen honden hier aan
wennen.


Latent leren


Latent leren houdt in dat een hond in een omgeving ervaringen opdoet zonder er een
onmiddellijk voor- of nadeel aan te hebben. Deze ervaringen kunnen later worden
aangewend om wel voordelen na te streven of nadelen te ontwijken. Als een hond door zijn
omgeving wandelt, neemt hij ongemerkt allerlei informatie in hem op. Die informatie kan later
handig zijn als hij bijvoorbeeld een plek nodig heeft om een schuilplaats te maken. Of een
reu die bijvoorbeeld ruikt dat er recent een loopse teef in de buurt is geweest en kan die kan
opzoeken om te kijken of hij zich kan voortplanten. Of een hond die tijdens het lopen ruikt dat
zijn of haar aartsvijand zich in de buurt bevindt. Deze vorm van leren is moeilijk om in te
zetten in training.


Motorisch leren


Bij motorisch leren, leert het een hond bepaalde bewegingen te maken met zijn lichaam.
Puppy’s die leren lopen, rennen en springen bijvoorbeeld. Of honden die leren de juiste
bewegingen leren te maken om een behendigheidsbaan zo snel mogelijk te lopen. Of
honden die leren balanceren op een bal.


Generalisatie en discriminatie


Generalisatie en discriminatie zijn twee tegenovergestelde vormen van leren. Generalisatie
is een manier van leren waarbij honden iets leren aan de hand van specifieke prikkels en
situaties. Vervolgens kunnen ze dit gebruiken in andere situaties. Op grond van één
voorbeeld worden dan een heleboel gevallen hetzelfde beoordeelt. Bij discriminatie gebeurt
juist het tegenovergestelde: de hond maakt juist onderscheid in specifieke prikkels.
Generalisatie en discriminatie kunnen in sommige gevallen heel handig zijn en sommige
gevallen ook juist niet. Het is bijvoorbeeld handig wanneer een hond leert dat het commando
zit in huis hetzelfde betekent als buitenshuis. Of dat ze leren dat een zit-commando op gras
hetzelfde betekent als op tegels, tapijt en andere ondergronden. Vaak begrijpen honden dit
soort dingen niet automatisch. Hier kan discriminatie een rol bij spelen: de hond heeft het zit
commando in een specifieke situatie aangeleerd.
Door middel van generalisatie zijn veel honden in staat om te leren dat ‘zit’ hetzelfde
betekent op verschillende plekken. Soms zijn de honden heel erg gewend om commando’s
van een persoon te krijgen. Als bijvoorbeeld een ander gezinslid de hond dan een
commando geeft, zullen ze dit soms niet meteen begrijpen. Of als een kind een commando
geeft, volgt de hond het commando niet op. Of honden die wel op de hondenschool luisteren,
maar niet in het park. Het is daarom verstandig om verschillende oefeningen met je hond te
trainen op verschillende plaatsen. Je draagt verschillende kleding, hebt verschillende
mensen om je heen, enzovoorts. Zo wordt het gedrag van je hond stabiel en voorspelbaar in
verschillende situaties.


Sociaal leren


Sociaal leren houdt in een hond leert door interactie met anderen. Dit kan met andere
honden, dieren of mensen zijn. Dit kan in interactie met een of meerdere anderen zijn. Je

hebt verschillende vormen van sociaal leren. Imitatieleren, ook wel observerend leren
genoemd, is bijvoorbeeld een vorm van sociaal leren.
Als puppy’s leren honden al veel van hun moeder en nestgenoten door hun gedrag te
observeren. Uit onderzoek is ook gebleken dat honden die eerst kijken hoe andere honden
een behendigheidsbaan lopen, daarna sneller weten hoe het moet. Er zijn tegenwoordig
trainingsmethoden ontworpen die gebruik maken van deze vorm van leren, zoals de Do As i
Do-methode.


Inzicht leren


Inzicht Leren is één van de moeilijkste vormen van leren. Bij inzicht leren moet een
onbekend probleem worden opgelost in een onbekende situatie. Om dit te doen moeten
eerdere ervaringen worden gecombineerd. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld een hond
die iets eetbaars wilt pakken van het aanrecht, maar er niet bij kan. Het probleem is dat hij
iets wilt pakken, maar er niet bij kan omdat het te hoog ligt. De hond heeft dit probleem in
deze situatie nog niet eerder opgelost. De hond schuift vervolgens een stoel tegen het
aanrecht aan, klimt op de stoel en kan hierdoor op het aanrecht springen. Zo komt hij bij het
lekkers en kan hij dit opeten.
Als je erover nadenkt is het heel knap dat sommige honden in staat zijn om dit soort
complexe problemen op te lossen. Hierbij moeten diverse vaardigheden en kennis met
elkaar gecombineerd worden. Denk aan ruimtelijk inzicht waarmee de hond begrijp dat hij op
de stoel kan springen en vanuit hieruit op het aanrecht kan springen. Dan komen er ook
motorische vaardigheden bij kijken, waarmee de hond de stoel op kan schuiven naar de
juiste plek. Vervolgens moet de hond in staat zijn om op de stoel en het aanrecht te
springen. Hier spelen vaardigheden op het gebied van balans en coördinatie ook weer een
rol bij. Toch best knap allemaal.

Conditionering is inmiddels een vrij bekende vorm van leren. Conditionering betekent dat een
dier verbanden leert te leggen tussen samenhangende prikkels en gebeurtenissen. Er
worden associaties gelegd tussen de prikkels of gebeurtenissen. Dit leidt tot een verandering
van gedrag. Er zijn twee soorten conditionering: klassieke conditionering en operante
conditionering.


Klassieke conditionering is een vorm van leren waarbij een geconditioneerde stimulus wordt
gecombineerd met een ongeconditioneerde stimulus. Simpel gezegd leert een hond
verbanden te leggen tussen twee vlak na elkaar volgende prikkels. Onderzoeker Ivan Pavlov
ontdekte deze leervorm bij toeval begin 1900. Hij deed onderzoek naar de spijsvertering en
de lichaamssappen (zoals speeksel) die komen kijken bij bepaald gedrag. Voor dit
onderzoek gebruikte hij honden als proefdieren en bracht hij buisjes aan bij de
speekselklieren van de honden. Zo kon het kwijl worden opgevangen, gemeten hoeveel en
op welk moment de honden kwijlden. Al snel ontdekte Pavlov dat de honden al speeksel
beginnen aan te maken ruim voordat het eten in hun bek belandt.
Ze kwijlen al bij het ruiken van eten, als ze de deur horen opengaan en zelfs als ze de
voetstappen van de assistent horen. Pavlov ging zijn onderzoek hier mee op richten en
ontdekte het voedsel een ongeconditioneerde stimulus is. Een ongeconditioneerde stimulus
houdt in dat het een prikkel is waarop een hond ongeconditioneerde reactie heeft. De reactie
is dus aangeboren, niet aangeleerd. De aangeboren reactie in dit voorbeeld is kwijlen. De
honden reageerden dus automatisch op het voedsel met kwijlen. Vervolgens ging Pavlov
hiermee verder experimenteren. Elke keer voordat de honden het voedsel kregen, klonk er
een bepaald geluid. Dit geluid was bijvoorbeeld het geluid van een metronoom. In eerste

instantie hadden de honden geen reactie op het geluid, er was geen aangeboren reactie op
de bel. Het geluid had geen specifieke betekenis of waarde voor de honden. Daarom wordt
het geluid van de metronoom een neutrale stimulus genoemd.
Na een tijdje gingen de honden echter een associatie leggen tussen de metronoom en het
voedsel dat elke keer na de bel volgde. Het geluid van de metronoom kreeg waarde voor de
hond en werd een geconditioneerde stimulus . Pavlov kwam erachter dat de honden vanaf
dat moment al begonnen te kwijlen bij het horen van de metronoom, nog voordat ze het
voedsel zagen of roken. Klassieke conditionering wordt ook wel associatieleren genoemd.
Klassieke conditionering kan bijdragen aan de voorspelbaarheid van de omgeving voor de
hond. Zo kan het bijdragen het veiligheidsgevoel van de hond.

De andere vorm van conditionering is operante conditionering. Hierbij maakt een dier geen
koppeling tussen twee prikkels, maar tussen het eigen gedrag en effect van het gedrag. Het
effect van het gedrag kan zowel positief als negatief zijn voor de hond. Wordt het effect als
prettig ervaren door de hond, zal het gedrag dat leidde tot dat prettige effect toenemen.
Wordt het effect als onprettig ervaren door de hond, zal het gedrag dat leidde tot dat
onprettige effect afnemen. Hierbij spelen bekrachtiging en correctie een rol.
Bekrachtiging is een procedure om de frequentie, duur of intensiteit van gedrag te doen
toenemen. Bekrachtiging houdt in dat gedrag in een bepaalde situatie met een zekere
systematiek gevolgd wordt door een consequentie (bekrachtiger), met als gevolg een
toename van de frequentie, duur of intensiteit van dat gedrag.
Stel de hond blaft naar de postbode om hem van het terrein te verjagen, omdat hij de
postbode als mogelijke bedreiging ziet die van zijn territorium verjaagd moet worden.
Vervolgens loopt de postbode weg. Het gedrag van de hond bestond uit blaffen naar de
postbode. Het effect was in dit geval: de postbode ging weg. Dit is een prettig effect voor de
hond, want de enge indringer is verjaagd en de veiligheid is voor de hond hersteld. Als de
hond de volgende keer een indringer wilt verjagen, zal hij hetzelfde gedrag inzetten: blaffen.
Dit is een voorbeeld van operante conditionering. Een voorbeeld waarbij het gedrag
bekrachtigd wordt is bijvoorbeeld als de hond om een zit wordt gevraagd. De hond gaat
zitten (gedrag) en hij krijgt een koekje (effect van het gedrag). Het effect is leuk, want de
hond krijgt een lekker koekje. De volgende keer zal de hond weer zitten als hij zit hoort: zijn
gedrag zal dus toenemen.

Correctie is een procedure om de frequentie, duur of intensiteit van gedrag te doen afnemen
of geheel te stoppen. Stel een hond en kat leven samen in een huis. De hond blijft maar
blaffen tegen de kat. De kat voelt zich hier niet prettig bij en uiteindelijk geeft de kat de hond
een flinke mep met de voorpoot over de snuit van de hond. De hond schrikt, ervaart pijn en
blaft daarna niet meer tegen de kat. Hier is sprake van een positieve correctie.
Bij een positieve straf of correctie wordt er iets onaangenaams toegevoegd aan het gedrag.
Het zorgt ervoor dat het gedrag stopt of drastisch afneemt.
Voorbeelden zijn: een ruk aan de lijn als de hond trekt, een boze stem als hij van de straat
eet of een knie in de borst als hij opspringt.
Operante conditionering kan bijdragen aan de beheersbaarheid van de omgeving voor de
hond. Dit kan leiden tot minder stress bij een hond.

Samenvattend


Bij leren verwerft een hond nieuwe informatie, vaardigheden of voorkeuren of past
bestaande nieuwe informatie, vaardigheden of voorkeuren aan. Er zijn verschillende
leervormen en ze kunnen op vele, verschillende manieren worden gecategoriseerd. Leren is
iets anders dan trainen, hoewel je kennis over leervormen kunt toepassen in het trainen met
je hond. Bij trainen wordt namelijk het leerproces van een hond gestuurd door mensen. Niet
alleen de invloed van de hond zelf, maar ook van diegene die de hond iets nieuws wilt
aanleren is hierbij belangrijk. Inzicht in hoe je hond leert, kan je begrip voor je hond vergroten
en het trainen met je hond verbeteren.

 

Bron:  dogvision

Dierenartspraktijk Geesteren

Langeveenseweg 24 
7678 VE Geesteren

0546-631260

Openingstijden

Maandag 09:00 – 17:00
Dinsdag 09:00 – 17:00
Woensdag 09:00 – 17:00
Donderdag 09:00 – 17:00
Vrijdag 09:00 – 17:00
Zaterdag spoedgevallen / na telefonisch contact

Dierenartspraktijk Almelo

Ootmarsumsestraat 428
7603 AX Almelo

0546-769139

Openingstijden

Maandag 09:30 – 17:00
Dinsdag 09:30 – 17:00
Woensdag 09:30 – 17:00
Donderdag 09:30 – 17:00
Vrijdag 09:30 – 17:00

Afhalen op andere dagen/tijden op afspraak.

Bestellen per e-mail:  info@dapgeesteren.nl